Magnat Audio POWER CORE TWO Owner's Manual/warranty Document - page 14
14
Maak eerst de verbinding tussen de GND-klem en de versterker en de minpool en de accu. Een goede verbinding is van groot belang.
Verwijder vuil zorgvuldig van het aansluitingspunt van de accu. Een losse aansluiting kan storing, storend geluid of vervorming veroorzaken.
De versterkeraansluiting +12 V wordt nu met een stroomkabel met geïntegreerde zekering met de plus-pool van de accu verbonden. De
zekering moet zich in de buurt van de accu bevinden, de kabel van de pluspool van de accu naar de zekering mag uit veiligheidsoverwegingen
niet langer zijn dan max. 60 cm. Plaats de zekering pas na afloop van alle installatiewerkzaamheden inclusief luidsprekeraansluitingen.
Sluit nu de afstandsbedieningsleiding van de car hifi receiver aan op de besturingsbus REM van de versterker. Voor de verbinding tussen
de REMOTE-aansluiting van de versterker en het bedieningsapparaat is een kabel met een dwarsdoorsnede van 0,75 mm² voldoende.
4.2 AUDIOKABEL
Bij installatie van de audiokabel tussen de cinchuitgang van de autoradio en de cinchingang van de versterker in de auto dient er zo mogelijk
voor gezorgd te worden dat de audiokabel en de voedingskabel niet aan dezelfde kant van de auto worden gelegd. Het verdient de voorkeur
de kabels ruimtelijk gescheiden te installeren, d.w.z. de stroomkabel in de linkerkabelschacht en de audiokabel in de rechterkabelschacht
of omgekeerd. Hierdoor wordt beïnvloeding van het audiosignaal door stroomstoringen voorkomen.
4.3 LUIDSPREKERAANSLUITINGEN
· In de standaard bedrijfsmodus (dat betekent telkens een luidspreker aan elk afzonderlijk versterkerkanaal) bedraagt de kleinste
afsluitweerstand 2 ohm per kanaal.
· In brugmodus (telkens twee versterkeruitgangen samen geschakeld) wordt de kleinste afsluitweerstand verdubbeld tot op 4 ohm.
· In Tri-modus mag de impedantie niet minder bedragen dan 2 ohm per kanaal.
· Sluit de luidspreker minklemmen nooit aan op het chassis van het voertuig.
· Verbind de +12 V voedingsspanning nooit met een luidsprekeruitgang. Hierdoor wordt de versterkeruitgangstrap verwoest.
Indien de versterker met lagere afsluitwaarden of zoals boven beschreven fout wordt bedreven, kan hierdoor de versterker zelf en de
luidspreker worden beschadigd. In dit geval vervalt de garantie.
5. BEDIENINGSELEMENTEN EN IN-/UITGANGEN
5.1 INSTELLING VAN DE INGANGSGEVOELIGHEID
De ingangsgevoeligheid kan aan elke autoradio of cassettedeck worden aangepast. Draai de volumeregelaar van uw radio op gemiddeld
volume en stel dan de ingangsniveauregelaar (3) dusdanig in, dat er een gemiddelde geluidssterkte hoorbaar is. Bij deze instelling zijn
over het algemeen voldoende capaciteitsreserves bij een optimale ruisspanningsafstand gegarandeerd.
ATTENTIE: harde testsignalen slechts kortstondig weergeven om schade van de luidspreker te vermijden.
5.2 BANDPASSFUNCTIE
Als de versterker als subwooferversterker wordt gebruikt, zet de schakelaar (5) dan op „LP/BP“. Met regelaar (4) kan vervolgens de
onderste grensfrequentie en met regelaar (6) de bovenste grensfrequentie van de bandpass worden ingesteld. Deze functie kan worden
gebruikt voor het aansturen van een subwoofer (highpassregeling (4) op 10 Hz) of het realiseren van een kickbass (highpassregeling (4)
op ong. 80 tot 100 Hz.) Stel de lowpassregeling in op de gewenste overgangsfrequentie.
Met deze instelling kan de filter worden aangepast aan de betreffende laagweergever. De hoge flanksteilheid van de filter zorgt voor een
exacte daling van gemiddelde en hoge frequentiebereiken.
5.3 HOOGDOORLAATFILTER MET REGELBARE KANTELFREQUENTIE
Als de versterker wordt gebruikt als versterker voor satellietluidsprekers (midden-/hogetonenluidsprekers) zet de regelaar (5) dan op „HP“.
Stel met regelaar (4) de gewenste kantelfrequentie in. Op die wijze worden alleen frequenties boven de ingestelde kantelfrequentie versterkt.
Hierdoor kan vervorming door te grote membraanslag bij lage frequenties en kleine satellietluidsprekers effectief wordt gereduceerd zonder
dat dit een negatieve invloed heeft op het lagetoonniveau.
5.4 BAS-BOOST
Met behulp van de bas-boost-functie (7) wordt een opduw of correctie van de onderste basfrequenties bereikt.
5.5 UITGANGEN VOOR DE AANSLUITING VAN EXTRA VERSTERKERS
Het ingangssignaal van de LINE INPUT aansluitingen L en R (2) wordt direct doorgegeven aan de uitgangen OUTPUT (1) L en R. De
OUTPUT aansluitingen maken de aansluiting van extra versterkers zonder extra T-stukken en kabel mogelijk.
AFB. 1 STROOMVOORZIENING- / AFSTANDSBEDIENINGSAANSLUITINGEN
(1) Aansluitklem GND voor de massa, naar de minpool van de accu
(2) Aansluitklem REM voor afstandsbediening
(3) Aansluitklem voor +12 V accuspanning
(4) Accu
(5) Kabelzekering
(6) Voor de aansluiting voor de automatische antenne van uw autoradio
Als uw autoradio niet is voorzien van een aansluiting voor de automatische antenne, wordt deze kabel met de plus-pool (+)
aangesloten op het contactslot. In dit geval dient er een in-/uitschakelaar tussen te worden geschakeld. Let er op dat deze schakelaar
uitgeschakeld wordt als de versterker niet wordt gebruikt.