Femi 785XL Instructions For Use And Maintenance Manual - page 41
NL
39
2.3
DE MACHINE VERVOEREN (Afb.2)
Voordat u de machine vervoert van de ene naar een andere
plaats, dient u de handgrepen 3 te monteren die bij de
machine horen.
Pak de handgrepen en bevestig deze op het onderstel van de
machine met de moeren en schroeven die erbij horen.
Om de machine te verplaatsen, dient u het bovenste gedeelte
helemaal op het onderste te klappen en de op deze manier
ingeklapte machine vast te maken zodat het bovenste
gedeelte niet los kan komen.
In deze stand kan de machine door twee personen met de
handgrepen worden opgetild.
Als er een basement aan de machine zit, dient dit eerst te
worden gedemonteerd. Maak hiervoor de borgmoeren los.
Als de machine moet worden getransporteerd, zet u deze in
de oorspronkelijke verpakking op de juiste manier, volgens
de aanduidingen van de pijlen die erop staan. Let goed op
de tekeningen die op de doos staan en die aanwijzingen
verstrekken over de manier waarop de machine op de pallet
dient te worden geplaatst. Wij raden aan de machine vast
te maken met touwen of riemen zodat deze zich niet kan
verplaatsen tijdens het transport.
2.4
DE MACHINE PLAATSEN/BEDIENINGSPOST
(Afb. 3)
Zet de machine zo stabiel mogelijk op een zo vlak mogelijke
werkbank. Gebruik voor de eventuele verankering de
openingen die hiervoor al in het onderstel zitten.
Houd voor uw werkhouding rekening met de ergonomische
criteria voor deze bewerkingen: de ideale hoogte is de hoogte
waarbij u het vlak van de materiaalklem tussen 90 en 95
centimeter van de vloer kunt zetten (afb. 3).
OPGELET: Zorg ervoor dat de machine in
een geschikte werkruimte staat, zowel wat
de temperatuur en andere omgevingscriteria
betreft, als wat de verlichting betreft: de algemene
condities van de omgeving waarin u met een
machine werkt, zijn van fundamenteel belang om
ongevallen te voorkomen.
2.5
AANSLUITING OP HET STROOMNET
Controleer of het net volgens de veiligheidsvoorschriften
geaard is en of het stopcontact in perfecte staat is.
Op de ingang van het net moet een lekstroomschakelaar
worden gemonteerd die alle geleiders beveiligt tegen
kortsluitingen en overbelasting.
Deze beveiliging dient te beantwoorden aan de elektrische
kenmerken van de machine die op de motor staan.
Als de stroom toevallig uitvalt, kunt u gewoon wachten
totdat er weer stroom is, zonder dat dit gevaarlijke situaties
veroorzaakt: de elektronische regelaar 0 (afb. 7) heeft een
ingebouwde resetfunctie die voorkomt dat de machine
automatisch weer aanslaat.
De motor van deze bandzaag is uitgerust met een
beveiligingsschakelaar tegen oververhitting die de stroom
uitschakelt als de motor te warm loopt.
Als de motor uitslaat, wacht u totdat deze weer afgekoeld is,
waarna de motor weer normaal kan worden ingeschakeld.
3 AFSTELLINGEN
(Afb.4-5-6-7-8)
3.1
HET ZAAGMES SPANNEN (Afb.4)
Draai het handwieltje E naar rechts totdat de wijzer F op de
romp samenvalt met de aanwijzing “MAX”. op het plaatje.
OPGELET: Span het zaagmes niet harder dan
deze maximumaanwijzing op het plaatje: het
zaagmes kan uit de machine komen en de machine
beschadigen; leef dit voorschrift stipt na.
3.2
MAATSTANG (Afb.5).
Als u stukken moet zagen die allemaal even lang zijn, kunt
u hiervoor de maatstang gebruiken die bij de machine hoort
zodat u niet steeds elk stuk telkens weer op dezelfde maat
moet zetten. Draai de stang E in de opening op het onderstel
en zet de stang vast met de moer F; draai aan het handwiel
G en plaats de aanslag L op de gewenste afstand van het
zaagmes; zet het handwiel G weer vast.
3.3
ZAAGHOEK (Afb.6)
Om een schuine hoek van 45 graden te zagen, maakt u de
twee hendels M los en draait u de romp naar links totdat
deze de stop N raakt die reeds per fabriek is afgesteld tijdens
het proefdraaien.
Voor alle andere hoekstanden laat u de wijzer op het draaistel
samenvallen met de standen op het plaatje O.
3.4
ZAAGSNELHEID (Afb. 7)
U kunt verschillende zaagsnelheden instellen afhankelijk van
het materiaal en de materiaaldikte (zie de ZAAGTABEL), (60
of 80 m/.
min.) met de schakelaar N.
3.5
MOBIELE ZAAGMESGELEIDERS (Afb.8).
Met de mobiele zaagmesgeleiders P met ingebouwde
beveiligingen waarmee uw bandzaag is uitgerust, kunt
u tijdens het zagen altijd het nodige zaagmesgedeelte
begeleiden en het andere gedeelte dat u niet gebruikt
volledig afschermen. Maak de hendels Q los en zet de
zaagmesgeleiders P dichter bij of verder af van het materiaal
dat u moet zagen zoals op de afbeelding
OPGELET: Als u dit niet doet, blijft het
zaagmesgedeelte dat u niet gebruikt tijdens het
zagen onbedekt, wat extra gevaar oplevert en
bovendien de zaagkwaliteit in gevaar brengt.
3.6
DE LAGERS OP DE ZAAGMESGELEIDER
(Afb.9).
Om het zaagmes gemakkelijker te vervangen en voor een
perfecte zaagmesgeleiding, zijn de uitwendige geleiders van
de zaag excentrisch en afstelbaar.
Deze geleiders dienen altijd lichtjes het zaagmes te raken
zodat ze meedraaien als het zaagmes draait maar niet vast
gaan zitten.
Om de excentrische zaagmesgeleiders te verstellen, draait
u een beetje met een sleutel van 10 mm aan de koppen van
de schroeven R.