Rapido F 310 Installation Manual - page 17
17
6 Installatie
De installatie moet worden uitgevoerd door een gekwali-
ficeerd verwarmingstechnicus. Deze is verantwoordelijk
voor de installatie en de ingebruikname van de installa-
tie.
6.1 Plaatsing
Bij de plaatsing moeten de richtlijnen terzake gerespec-
teerd worden. Er dient rekening mee gehouden te wor-
den dat bij installatie van een naar onder gerichte bran-
der er voldoende ruimte tussen de vloer en de
luchtaanzuigopening moet zijn. Eventueel moet een
sokkel onder de ketel of een uitsparing onder de brander
daarvoor zorgen. Bij kaskade-installaties moet tussen de
verschillende ketels minimaal 500 mm ruimte gelaten
worden.
Geluidsdemping
Om overdraging van resonanties te vermijden, worden
aangepaste isolatiebeugels aangeboden. Deze dienen
onder de ketelpoten te worden gemonteerd.
Afhankelijk van branderfabrikaat, choorsteenkenmerken
en belastingsinstelling werden door ons pieken van
70 80 dBA gemeten zonder geluidsdemper. Deze
waarden werden verkregen met een meetopstelling
waarbij de sensor op 1 meter van de schoorsteen-
opening op het dak was geplaatst.
Een rookgasgeluidsdemper installeren is dan ook aan te
raden.
Een fundament voor de ketel vergemakkelijkt de mon-
tage. De ketel wordt geleverd met twee ondersteunings-
profielen.
Vooral wanneer isolatiebeugels worden gebruikt, is het
belangrijk een gelijkmatige ondergrond te hebben.
Isolatiebeugel F310
Isolatiebeugel in edelmetaal als verend element voor geluidsdemping,
speciaal voor de F310 verwarmingsketel, bestaande uit verende ele-
menten (U profiel en RHS profiel) voor een optimale gewichtsverdeling
(toebehoren).
6.2 Minimumafstanden bij plaatsing
Om installatie en onderhoud te vergemakkelijken moe-
ten de volgende richtlijnen inzake minimumafstanden
gevolgd worden:
a) voor de ketel
1.500 mm
b) achter de ketel
1.000 mm
c) aan beide zijden minstens
500 mm
6.3 Aansluitingen aan waterzijde
DDe aansluitingen voor aanvoer en terugloop bevinden
zich aan de achterzijde van de ketel, in het verlengde
van de verticale as van de ketel (zie afbeelding 36).
Voor het vullen en leegmaken van de ketel en de instal-
latie moet door de installateur een kraan worden voor-
zien aan de retour van de ketel. Bij gesloten installaties
moet een overdrukventiel worden gemonteerd in de
voorloop, zo dicht mogelijk bij de ketel.
Opmerking (bypass)
Bij inbouw in gesloten installaties is het raadzaam
steeds een goede ontluchting van de ketel en de instal-
latie te verzorgen. Het is belangrijk dat in alle omstan-
digheden voldoende circulatie in de ketel gewaarborgd
is.
Over het algemeen wordt aangenomen dat het voldoet,
om ongeveer 1/3 van de totale waterhoeveelheid terug
naar de ketel te laten vloeien.
Hiervoor moet een pomp met passend vermogen wor-
den voorzien, die tussen aanvoer en retour wordt geïn-
stalleerd (bypass).
De regeling van de pomp gebeurt door middel van de
rapidomatic
®
(toebehoren).
Aantal
leden
Gewicht Ketel Lengte Ketel
L
Aantal en lengte der
geluiddempers
kg
mm
A mm
B mm
C mm
9
1450
1350
2 x 250 2 x 375 2 x 250
10
1550
1500
2 x 375 2 x 375 2 x 250
11
1700
1650
2 x 375 2 x 375 2 x 375
12
1800
1800
2 x 375 2 x 375 2 x 375
13
1950
1950
2 x 375 2 x 500 2 x 375
14
2100
2100
2 x 500 2 x 500 2 x 375
15
2200
2250
2 x 500 2 x 500 2 x 375
16
2300
2400
2 x 500 2 x 500 2 x 375
Ketelblok
Detail A
Detail A
1 RHS-Profiel 40 x 20 x 3
2 Geluiddemper Type 3/1000
3 U-Profiel 50 x 50 x 50 x 3
Afmetingen geluiddemper
Aantal en Lengte
der geluiddempers